© 2023 -
Het gebruik van taaltekens en het correct formuleren van zinnen zijn essentieel voor het helder en gestructureerd presenteren van je antwoorden, ongeacht het vak. Het is belangrijk om je gedachten duidelijk over te brengen en ervoor te zorgen dat je antwoord volledig en goed onderbouwd is. Hieronder vind je een stappenplan dat je kunt volgen om je antwoorden correct, duidelijk en relevant te formuleren.
Stap 1: Analyseer de vraag
Begin met het analyseren van de vraag door deze aandachtig te lezen, zonder je te laten afleiden door de inleidende tekst, tenzij daar specifiek naar wordt verwezen. Identificeer vervolgens de belangrijke woorden: omcirkel de doe-
Stap 2: Uitleggen van begrippen
Om je antwoord helder te houden, is het belangrijk om de punt-
Stap 3: Formuleer je antwoord
Bij het formuleren van je antwoord is het van belang om signaalwoorden te gebruiken om de verbanden tussen de punt-
Stap 4: Controleer je antwoord
Na het formuleren van je antwoord, is het cruciaal om het nog een keer door te lezen. Controleer op hoofdletter en punt, grammaticafouten, spelfouten, en of je antwoord logisch en coherent is. Zorg ervoor dat je antwoord volledig is en alle delen van de vraag beantwoordt. Door een stukje van de vraag in je antwoord te herhalen, zorg je ervoor dat je antwoord direct en relevant is. Dit helpt ook om de context van je antwoord duidelijk te maken. Vermijd vaagheid door duidelijke en specifieke woorden te gebruiken in plaats van vage termen zoals "iets", "ze" of "ding", die de betekenis van je antwoord kunnen vertroebelen.
Prompt: maak open vragen over deze tekst: De literatuur uit deze periode bestaat hoofdzakelijk uit religieuze teksten. Maar er zijn ook resten van de oudgermaanse dichtkunst bewaard gebleven zoals de Merseburger Zaubersprüche en het Hildebrandslied. In dit laatste wordt het gevecht tussen een vader en zijn zoon (die zijn vader niet herkent) beschreven. Het slot ontbreekt, maar uit andere bronnen weten we dat de zoon gedood wordt. De germaanse heldenliederen liepen meestal tragisch af. Een formeel kenmerk is de stafrijm (alliteratie).
Frühes Mittelalter (750-
De literatuur uit deze periode bestaat hoofdzakelijk uit religieuze teksten. Maar er zijn ook resten van de oudgermaanse dichtkunst bewaard gebleven zoals de Merseburger Zaubersprüche en het Hildebrandslied. In dit laatste wordt het gevecht tussen een vader en zijn zoon (die zijn vader niet herkent) beschreven. Het slot ontbreekt, maar uit andere bronnen weten we dat de zoon gedood wordt. De germaanse heldenliederen liepen meestal tragisch af. Een formeel kenmerk is de stafrijm (alliteratie).
• Welke soorten teksten domineren de literatuur van het vroege Middelalter?
• Wat zijn de Merseburger Zaubersprüche en het Hildebrandslied, en wat hebben ze gemeen?
• Wat gebeurt er in het Hildebrandslied, en waarom is het verhaal tragisch?
• Welk formeel kenmerk is kenmerkend voor de oudgermaanse dichtkunst?
Antwoorden (selecteer de tekst met je muis):
• De literatuur van het vroege Middelalter bestaat hoofdzakelijk uit religieuze teksten.
• De Merseburger Zaubersprüche en het Hildebrandslied zijn overgebleven werken van oudgermaanse dichtkunst. Beide behoren tot de weinige bewaarde teksten uit deze periode die geen religieuze inhoud hebben.
• In het Hildebrandslied wordt het gevecht tussen een vader en zijn zoon beschreven, waarbij de zoon zijn vader niet herkent. Het verhaal is tragisch omdat de zoon uiteindelijk gedood wordt, zoals bekend is uit andere bronnen, ondanks dat het slot van het gedicht ontbreekt.
• Een kenmerkend formeel kenmerk van de oudgermaanse dichtkunst is de stafrijm, ook bekend als alliteratie.
Hohes Mittelalter (1170-
Naast de geestelijke dichtkunst ontwikkelt zich onder invloed van het opkomende ridderdom een wereldlijke dichtkunst. Kenmerkend daarvoor zijn de ridderlijke deugden: trouw, moed en zin in avontuur.
Hoofdvertegenwoordigers zijn:
Hartman von Aue (ca. 1160 – ca. 1220) met Erec en Iwein
Wolfram von Eschenbach (ca. 1170 – ca. 1220) met Parzival
Gottfried von Strassburg (ca. 1160 – ca. 1210) met Tristan und Isolde
Het Nibelungenlied, waarvan de schrijver onbekend is, ademt nog geheel de oudgermaanse geest.
De grootste dichter van minneliederen is Walter von der Vogelweide (ca. 1168 – ca. 1228).
Prompt: maak meerkeuzevragen over deze tekst.
Vragen
1. Welke invloed had het opkomende ridderdom op de dichtkunst?
a) Het leidde tot de ontwikkeling van religieuze teksten.
b) Het introduceerde de ridderlijke deugden in de literatuur.
c) Het zorgde voor de opkomst van de oudgermaanse dichtkunst.
d) Het verminderde de populariteit van minneliederen.
2. Welke ridderlijke deugd wordt NIET genoemd als kenmerkend voor de wereldlijke dichtkunst?
a) Trouw
b) Moed
c) Wijsheid
d) Zin in avontuur
3. Welk werk is geschreven door Hartman von Aue?
a) Tristan und Isolde
b) Parzival
c) Iwein
d) Nibelungenlied
4. Wat ademt het *Nibelungenlied* ondanks de invloed van ridderlijke waarden?
a) Een spirituele zoektocht
b) De oudgermaanse geest
c) Minnepoëzie
d) Christelijke moraal
5. Wie wordt genoemd als de grootste dichter van minneliederen?
a) Hartman von Aue
b) Wolfram von Eschenbach
c) Gottfried von Strassburg
d) Walter von der Vogelweide
Antwoorden:
1. b
2. c
3. c
4. b
5. d
Ga nu zelf verder met gebruik van:
• Copilot:
Prompt: Ik heb een proefwerk over de volgende tekst. Maak een aantal vragen zodat ik kan leren:
Door de ontwikkeling van de geldeconomie en de ontdekking van het buskruit verliest het ridderdom aan invloed en wordt het burgerdom belangrijk. De dichtkunst wordt ‘volkskunst’: Volkslied en Meistergesang. Het meest belangrijk uit deze periode is Hans Sachs (1494-
Natuurlijk! Laten we een paar vragen maken over deze tekst:
1.Wat waren twee belangrijke factoren die bijdroegen aan het verlies van invloed van het ridderdom?
2.Hoe veranderde de dichtkunst in deze periode? Welke term wordt gebruikt om het nieuwe genre te beschrijven?
3. Wie was de meest prominente dichter uit deze tijd en wat waren zijn bekendste werken?
Natuurlijk! Hier zijn de antwoorden op de vragen:
1. Factoren die bijdroegen aan het verlies van invloed van het ridderdom:
• De ontwikkeling van de geldeconomie.
• De ontdekking van het buskruit.
2. Verandering in de dichtkunst:
• De dichtkunst werd ‘volkskunst’.
• Het nieuwe genre werd aangeduid als “Volkslied en Meistergesang.”
3. Belangrijkste dichter uit deze periode:
• Hans Sachs (1494-
• Zijn bekendste werken omvatten kluchten en vastenavondspelen.
Veel succes met je proefwerk! Als je nog meer vragen hebt, stel ze gerust.
• …..
Spätes Mittelalter (1300 – 1550) ►
Door de ontwikkeling van de geldeconomie en de ontdekking van het buskruit verliest het ridderdom aan invloed en wordt het burgerdom belangrijk. De dichtkunst wordt ‘volkskunst’: Volkslied en Meistergesang. Het meest belangrijk uit deze periode is Hans Sachs (1494-
Renaissance, Humanismus, Reformation (1470-
De mens wordt zich bewust van zijn eigen verantwoordelijkheid en ziet de kerk niet meer als enige autoriteit. Wetenschap en ontdekkingsreizen verbreden de horizon van de mens. Men ontdekt de cultuur van de oudheid weer.
Op geestelijk en taalkundig gebied zijn de hervormingen van Martin Luther (1483-
Der Ackermann aus Böhmen (ca. 1400) van Johann von Tepl (ca. 1350 – ca. 1414) ziet men algemeen als eerste werk van deze periode.
Deze periode kenmerkt zich door haar tegenstellingen: enerzijds een enorme levensvreugde en anderzijds het zich bewust zijn van de vergankelijkheid der dingen. Deze geesteshouding wordt beïnvloed door de godsdienstoorlogen (Dertigjarige oorlog 1618-
Belangrijke vertegenwoordigers zijn:
A. Gryphius (1616-
Het credo van deze stroming is: sapere aude! (durf je eigen verstand te gebruiken). De mens moet mondig worden door zich te laten leiden door zijn eigen geweten en niet door traditionele denkwijzen en de kerk. Men is optimistisch: alles is leerbaar en scholing leidt tot een moreel beter handelend mens. Dit optimisme werd gevoed door de stelling van Leibniz (1646-
De belangrijkste filosoof in deze tijd is Immanuel Kant (1772-
Eén van de bekendste schrijvers is G.E. Lessing (1729-
Met het toneelstuk Miss Sara Sampson (1755) heeft hij de eerste burgerlijke tragedie in Duitsland geschreven.
Empfindsamkeit, Pietismus (1740-
De eenzijdige nadruk die op het verstand werd gelegd voelde men al gauw als onbevredigend en men liet weer meer het gevoel spreken. Zo ontstonden onder invloed uit Engeland (Sterne en Young) en de middeleeuwse mystiek twee stromingen. die men Empfindsamkeit en Pietismus heeft genoemd. Belangrijkste vertegenwoordigers van deze stromingen zijn M. Claudius (1740-
Deze stroming, plus de daaropvolgende Klassik en Romantik, worden door één kunstenaar gedomineerd, namelijk door Johann Wolfgang von Goethe (1749-
Behalve dat men de nadruk legt op gevoel en de voorkeur geeft aan natuur boven cultuur (onder invloed van Rousseau), is het idee van de vrijheid doorslaggevend. Niet alleen vrijheid op politiek en godsdienstig gebied, maar vooral in het persoonlijke leven. De mens moet zich vrij en ongehinderd kunnen ontwikkelen. Vooral voor de kunstenaar geldt dat hij zonder gebruikmaking van regels, maar door zijn originaliteit, zijn genie, een kunstwerk tot stand moet laten komen. Het grote voorbeeld wordt Shakespeare, die door J.G. Herder (1744-
J.W. von Goethe (1749-
F. Schiller (1759-
Andere belangrijke werken zijn o.a.: Die Zwillinge (1776) van F.M. Klinger (1752-
Naast de min of meer heldhaftige figuren uit bovenstaande werken, kent men in de Sturm und Drang (onder invloed van de Empfindsamkeit) de zwakke held, die speelbal is van zijn stemmingen (‘himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’) en zich overgeeft aan zelfmedelijden en melancholie (‘Weltschmerz’). Zo’n type is de hoofdfiguur uit de briefroman Die Leiden des jungen Werther(s) (1774) van Goethe. Deze sterk autobiografische roman gaat over een driehoeksverhouding tussen Lotte, Albert en de zeer gevoelige Werther. Lotte en Albert zijn verloofd, en gebukt gaand onder de uitzichtloosheid van zijn liefde pleegt Werther zelfmoord.
Geliefd thema in deze periode is ook de tragiek van de ongehuwde moeder, die onder druk van de maatschappelijke opvattingen haar kind vermoordt en daarna zelf veroordeeld wordt. Voorbeeld hiervan zijn Die Kindermörderin (1776) van H.L. Wagner (1747-
Deze stroming kan men als een synthese van Aufklärung en Sturm und Drang zien. Het doel is een harmonie te vinden tussen verstand en gevoel, tussen wat men moet doen (Pflicht) en wat men wil doen (Neigung). Centraal staat het ideaal van de ‘allesverzoenende menselijkheid’, de humaniteit. De hoogste vorm van vrijheid vindt de mens daarin, dat hij zichzelf grenzen stelt (In der Beschränktheit zeigt sich der Meister). De filosofische basis voor dit idealisme vormen de werken van I. Kant (1724-
Ook J.J. Winckelmann (1717-
Deze periode wordt door twee schrijvers gedragen: J.W. von Goethe (1749-
Het meest bekende werk van Goethe is ongetwijfeld Faust (deel I, 1806; deel II, 1831), waar hij zijn hele leven aan gewerkt heeft. Hoofdfiguur is de geleerde Faust, die door zijn niet te stillen honger naar kennis een verbond met de duivel aangaat. Als zijn honger gestild is en hij de woorden ‘Verweile Augenblick, du bist so schön’ zegt, zal zijn ziel aan de duivel Mephisto vervallen. Gretchen, een jong onschuldig meisje voor wie Faust, na een verjongingskuur, liefde heeft opgevat, wordt slachtoffer van dit pact (Gretchentragödie). Faust houdt stand en in het tweede (moeilijk te interpreteren) deel vindt hij verlossing (‘Wer immer strebend sich bemüht, den können wir erlösen’).
Naast vele gedichten en ballades schreef Goethe nog de volgende belangrijke werken van de klassieke periode:
Iphigenie auf Tauris (1787), een toneelstuk dat hij in 1779 in proza schreef en na zijn plotselinge reis naar Italië (in 1786) in verzen heeft herschreven. In dit werk vindt het humaniteitsideaal zijn hoogtepunt.
Egmont (1788) behandelt het tragische lot van de Nederlandse vrijheidsstrijder graaf van Egmont.
Torquato Tasso (1790) toont deze Italiaanse dichter in het spanningsveld van zijn kunstenaarschap en zijn omgeving. Behalve deze toneelstukken voltooide Goethe ook nog een roman: Wilhelm Meisters Lehrjahre (1795).
Schiller had als historicus een voorliefde voor historische thema’s, getuige zijn toneelstukken Wallenstein (1798), Maria Stuart (1800) en Die Jungfrau von Orleans (1801). Zijn bekendste toneelstuk is Wilhelm Tell (1804), dat de niet-
Twee schrijvers die men noch bij de Klassik, noch bij de volgende stroming de Romantik kan indelen, zijn F. Hölderlin (1770-
Heinrich von Kleist is eveneens een tragische figuur. Hij schreef schitterende verhalen en toneelstukken in een zeer bijzondere stijl. Maar in zijn tijd oogstte hij niet het succes dat hij verwachtte en dat leidde, mede door de studie van de filosofie van Kant (kategorischer Imperativ), tot zelfmoord in 1811.
De romantiek is een vlucht uit de werkelijkheid, een zoeken naar het oneindige, een hunkeren naar het onbereikbare. Gevoel en fantasie zijn de sleutelwoorden. Men idealiseert de middeleeuwen als een tijd waarin de mensen gelukkiger leefden, meer verbonden waren met de natuur. De romanticus ziet de natuur als een spiegel van zijn innerlijk, zij heeft een magische invloed op de mens. Geliefde genres zijn het sprookje, de novelle en de lyriek.
De vroege romantiek is meer theoretisch ingesteld met schrijvers als Novalis (1772-
J. von Eichendorf (1788-
Een markant schrijver is E.T.A. Hoffmann (1776-
Na de Romantik zijn er twee stromingen: Biedermeier en Das junge Deutschland genoemd. De dichters koesteren nog de ideeën en opvattingen van de Klassik en Romantik en houden zich afzijdig van de realiteit. Vertegenwoordigers van Biedermeier (1820-
De vertegenwoordigers van Das Junge Deutschland (1830-
Heinrich Heine (1797-
Een echte revolutionair is Georg Büchner (1813-
Poetischer Realismus (1850-
De voortschrijdende industrialisering en verdere ontwikkeling van de techniek vergroten de welvaart en het nationale bewustzijn van de burgerlijke klasse. Tegelijk verarmen brede lagen van de bevolking door het opkomende kapitalisme. (Marx en Engels: ‘Het communistisch manifest’, 1848). Over het algemeen kijkt men, ondanks veel kritiek op maatschappelijke ontwikkelingen, positief tegen het leven aan. Men kijkt als het ware door een ‘roze bril’ (vandaar ‘poëtisch’ realisme). De geliefde genres in deze tijd zijn de novelle en de roman.
Met name Gottfried Keller (1819-
Meer pessimistisch ingesteld zijn Theodor Storm (1817-
Een schrijver die niet ongenoemd mag blijven is C.F. Meyer (1825-
Toneel vindt men alleen bij F. Hebbel (1813-
De schrijvers uit deze periode zijn zeer sociaal bewogen. Men komt op voor de verdrukten in de maatschappij. Men wil niet ‘mooi’ schrijven, maar de waarheid laten zien. Vandaar dat alles heel precies en gedetailleerd beschreven wordt (Sekundenstil). De naturalisten zien de mens als een product van milieu en erfelijkheid (onder invloed van de erfelijkheidstheorie van Charles Darwin).
Het is vooral de toneelschrijver Gerhard Hauptmann (1862-
Een belangrijk filosoof uit deze tijd is F. Nietzsche (1844-
Wat de roman en het toneel betreft, houdt men zich aan een realistische beschrijvingswijze en er ontstaat, mede onder invloed van de theorieën van Sigmund Freud (1856-
Thomas Mann (1875-
Bij Hermann Hesse (1877-
Stefan Zweig (1881-
Arthur Schnitzler (1862-
Deze stroming heeft veel gemeen met de 18de-
Zijn belangrijkste invloed het expressionisme op het gebied van de lyriek. De taal wordt geladen en compact op het pathetische af. Men probeert zich zo gecomprimeerd mogelijk uit te drukken, hetgeen culmineert in de zogenaamde ‘expressionistische schreeuw’. Belangrijke dichters zijn Georg Trakl (1887-
Als toneelschrijver mag Georg Kaiser (1878-
De belangrijkste romanschrijver uit deze periode is Franz Kafka (1883-
Neue Sachlichkeit (1918-
Na de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog (1914-
Op het gebied van het toneel is Bertold Brecht (1898-
Gedurende de heerschappij van het Derde Rijk (1933-
De "Exilliteratur" omvat werken van auteurs die Duitsland ontvluchtten om aan de nazi-
De "Innere Emigration" vertegenwoordigt schrijvers die in Duitsland bleven en via hun werk subtiel kritiek leverden op het regime. Auteurs als Ernst Wiechert en Werner Bergengruen kozen voor apolitieke thema's of gebruikten symboliek en historische narratieven om hun afkeuring te uiten zonder direct in conflict te komen met de autoriteiten. Ze stonden onder nauw toezicht en liepen risico op vervolging.
De antifascistische verzetsliteratuur was openlijker in haar oppositie tegen het nazibewind. Schrijvers als Jan Petersen en Wolfgang Langhoff documenteerden het verzet en de wreedheden van het regime. Deze werken werden clandestien verspreid vanwege het verbod op openlijke publicatie. Petersens roman "Unsere Straße" en Langhoffs concentratiekamplied "Die Moorsoldaten" zijn kenmerkende voorbeelden van deze ondergrondse literatuur.
De "Blut und Boden"-
1945 -
Door de nazi-
Deze literatuur draagt dan ook de toepasselijke naam Trümmerliteratur. Hierin probeert men te begrijpen en te verwerken wat er misgegaan is in Duitsland.
Belangrijkste vertegenwoordigers van de Trümmerliteratur zijn:
W. Borchert (1921-
Paul Celan (1920-
G. Eich (1907-
Heinrich Böll (1917-
Een groep schrijvers met de naam Gruppe 47 ontmoet elkaar regelmatig en leest uit eigen werk. Daartoe behoren o.a. H.W. Richter (1908 -
Belangrijke Westduitse schrijvers uit de vorige eeuw zijn nog: ►
Alfred Döblin (1887-
Friedrich Dürrenmatt (1921-
Max Frisch (1911-
Günter Grass (1927-
Peter Handke (1942) met o.a. Publikumsbeschimpfung (1966), Wunschloses Unglück (1972), Die Angst des Tormanns beim Elfmeter (1970).
Elfriede Jellinek (1946) met o.a. Die Klavierspielerin (1983), Lust (1989).
Benjamin Lebert (1983) met o.a. Crazy (1999)
Robert Musil (1880-
Luise Rinser (1927 -
Bernard Schlink (1944) met Der Vorleser (1995).
Patrick Süskind (1949) met Das Parfum (1986).
Brigitte Schwaiger (1949 -
Martin Walser (1927) met Ein fliehendes Pferd (1978).
Schrijvers uit de voormalige DDR: ►
Jurek Becker (1937 -
Stefan Heym (1913 -
Uwe Johnson (1934-
Ulrich Plenzdorf (1934 -
Anna Seghers (1900-
Christa Wolf (1929 -
Postmodernisme (sinds 1989)
Geschiedenis
Na de val van de Berlijnse Muur in 1989, de hereniging van Duitsland en het einde van de Koude Oorlog begon Europa zich onzeker te voelen (Wendeliteratur). Men wist niet echt wat er nu zou gaan gebeuren, want bijna alle eerdere ideologieën en wereldbeelden hadden gefaald. Het resultaat was dat de volgelingen van het postmodernisme, die hun begin in de nieuwe subjectiviteit hadden, een duidelijke lijn trokken onder alle voorgaande waarden. Er was geen enkele vormende macht meer en de auteurs hadden de vrije hand in wat ze wilden schrijven. Zij waren echter van mening dat alles wat ze schreven een citaat was, omdat iemand er al eerder over had geschreven. Dit is een verdere aanwijzing voor de onzekerheid van deze generatie. Om deze reden verliezen grote waardes als liefde, familie en respect hun belang.
De post-
1. De zoektocht naar de eigen identiteit: de ideeën van de nieuwe subjectiviteit worden voortgezet en de auteurs stellen zich fundamentele vragen zoals wie ben ik, wat doe ik, waar kom ik vandaan.
2. Herinnering van de 3e generatie (Migrantenliteratur): de auteurs proberen hun eigen verleden te verwerken en manieren te vinden over hoe om te gaan met de lotgevallen van de generatie van hun vaders, de “Gastarbeiter”.
3. Ironie en plezier: het overgrote deel van de postmoderne werken is geschreven om de lezer te vermaken. Ironische en humoristische werken komen dan ook vaak voor en zijn graag gezien binnen deze beweging.
4. Intertekstualiteit: een ander zeer belangrijk element van het postmodernisme is het spel met traditionele patronen, mythen en motieven. De postmoderne teksten zitten vol verwijzingen naar andere werken, traditionele verhaalstijlen, bekende motieven of culturele en historische kennis. Deze toespelingen worden vaak bewust gebruikt, zodat de lezer ze kan opmerken en zich ermee kan vermaken.
5. Meervoudige codering: postmoderne teksten spreken een zeer breed publiek aan, niet alleen omdat ze gemakkelijk te begrijpen en onderhoudend zijn. De bijzondere kunst is om de onderwerpen in de teksten zo te behandelen dat ze zowel voor de leek als voor de expert interessant zijn.
Formele bijzonderheden
Door intertekstualiteit werkt de postmoderne literatuur vaak met referenties, vervreemding en citaten. Een ander kenmerk is dat de auteur de lezer niet vraagt zich te identificeren met de hoofdpersoon. Dit wordt door de schrijver vaak bereikt door een ironisch afstandelijke houding ten opzichte van het verhaal in te nemen. Ook belangrijk is het spel met symmetrie en asymmetrie, evenals de constructie van tegenstellingen.
Christoph Hein (1944 -
Lesen gefährdet die Dummheit!
Overzicht literatuurgeschiedenis tot 1880
© 2024 -
Literatuurtoets oefenen
•