© 2023 -
GrammAtikübersicht
•
VW
Voegwoord
2.6 VOEGWOORDEN
•
Voegwoorden zijn woorden die een verbinding vormen tussen twee zinnen of tussen twee delen van één zinsdeel.
‘Und’ (en), ‘oder’ (of), ‘denn (want)’ en ‘aber’ (maar) (+ ‘sondern’ + ‘doch’) verbinden 2 hoofdzinnen met elkaar, de andere voegwoorden verbinden een hoofdzin met een bijzin.
Jan geht zur Schule. Kees fährt mit dem Fahrrad in die Bibliothek. Je kunt deze zinnen aan elkaar lassen:
Jan geht zur Schule und Kees fährt mit dem Fahrrad in die Bibliothek.
Jan geht zur Schule aber Kees fährt mit dem Fahrrad in die Bibliothek.
De woorden ‘und’, ‘oder’, ‘denn’ en ‘aber’ zijn voegwoorden omdat ze twee zinnen met elkaar verbinden.
Jan geht zur Schule. Kees geht zur Schule. Als je deze zinnen aan elkaar last, krijg je: Jan und Kees gehen zur Schule.
Er komt een voegwoord te staan in het onderwerp: Jan und Kees. ‘und’ staat dus tussen de twee delen van één zinsdeel.
Enkele belangrijke voegwoorden zijn: aber, denn, sondern, (je)doch, oder, und, sowohl – als auch, weder – noch, als, damit, dass, ob, obwohl, nachdem, während, wenn