© 2024 -
GrammAtikübersicht
•
BW
Bijwoord
2.5 BIJWOORDEN
•
Nog een keer:
Meine Freundin ist sehr hübsch.
Het woord ‘hübsch’ zegt hier iets over het zelfstandig naamwoord ‘Feundin’. In deze zin is ‘hübsch’ dus een bijvoeglijk naamwoord. Het woord ‘sehr’ zegt ook iets over een ander woord uit de zin, namelijk over ‘hübsch’. We weten nu dat ‘hübsch’ geen zelfstandig naamwoord is. Daarom is ‘sehr’ een bijwoord.
Over het bijwoord zijn verschillende opmerkingen te maken:
1. Een bijwoord is een woord dat iets zegt van een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden: Es regnet stark. ‘stark’ zegt iets van ‘regnet’ ‘stark’= bijwoord
Ich bin sehr glücklich. ‘sehr’ zegt iets van ‘glücklich’ ‘sehr’ = bijwoord
2. Een belangrijk kenmerk van een bijwoord is, dat het niet van vorm kan veranderen.
Voorbeelden: Heute ist es hier kalt. ‘Heute’ geeft een tijd aan en ‘hier’ een plaats. ‘Heute’ en ‘hier’ zijn bijwoorden. Ze kunnen niet van vorm veranderen.
3. Als een zinsdeel Bijwoordelijke Bepaling is en het bestaat uit één woord, dan noemen we dat woord bij de benoeming van de woordsoorten een bijwoord.
Voorbeelden: Später habe ich bestimmt Zeit für dich. ‘Später’ en ‘bestimmt’ zijn als zinsdeel bijwoordelijke bepaling en dus als woordsoort een bijwoord.
4. Sommige vraagwoorden zijn bijwoorden: wie, wo, warum, wann, enz.
Zie hieronder bij de vragende voornaamwoorden.
Probleem:
Als je leest wat hierboven bij 1 over het bijwoord is gezegd, en je vergelijkt dat met wat er gezegd is over het bijvoeglijk naamwoord, dan kun je van het bijwoord ‘stark’ zeggen, dat ook die van vorm kan veranderen: stark – stärker – stärkst / am stärksten.
Een bijwoord kan iets zeggen over…
• een bijvoeglijk naamwoord
• een werkwoord
• een ander bijwoord
• de hele zin
Een bijvoeglijk naamwoord kan alleen iets zeggen over…
• een zelfstandig naamwoord
Nu je dit weet, haal je deze 2 woordsoorten nooit meer door elkaar!