© 2024 - W. Bunnik

GrammAtikübersicht


























 

Germatik.nl Motorkap Literatuur Vaardigheden Algemeen Idioom

Sommige werkwoorden zijn ‘verplicht wederkerend’; ze moeten altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben.


Sich irren is bijvoorbeeld verplicht wederkerend: een zin als ‘ich irre’ is niet mogelijk. Er moet nog een ander woord bij. Een ander bekend voorbeeld is sich schämen.

 

Wederkerige voornaamwoorden staan bij wederkerende werkwoorden.


In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerig voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde.


Er schämt sich für seine kaputte Hose. :

Er = onderwerp, 1e naamval.

schämt sich = werkwoordelijk gezegde.

für seine kaputte Hose = voorzetselvoorwerp.


Bij wederkerende werkwoorden wordt het wederkerend voornaamwoord gebruikt dat ‘zichzelf’ betekent.


We gebruiken het wederkerend voornaamwoord in de Dativ-vorm (= 3e naamval) als er ook een lijdend voorwerp (= 4e naamval) is.


Als het werkwoord toevallig wederkerend is, is het voornaamwoord het lijdend voorwerp.


In ‘Mein Vater rasiert sich mit Wasser und Seife’ is rasiert het werkwoordelijk gezegde en sich het lijdend voorwerp.

4e naamval:

ich irre

mich


du irrst

dich


er / sie / es irrt

sich


wir irren

uns


ihr irrt

euch


sie / Sie irren

sich





3e naamval:

ich putze

mir

die Schuhe

du putzt

dir

die Schuhe

er / sie /es putzt

sich

die Schuhe

wir putzen

uns

die Schuhe

ihr putzt

euch

die Schuhe

sie / Sie putzen

sich

die Schuhe

VNW

Voornaamwoorden


2.8.7 WEDERKERENDE VOORNAAMWOORDEN