© 2023 - W. Bunnik

>>>

GrammAtikübersicht


























 

Germatik.nl Motorkap Literatuur Vaardigheden Algemeen Idioom

BwB

Bijwoordelijke bepaling


1.2.6 DE BIJWOORDELIJKE BEPALING (BwB)


In het Duits heeft de BwB altijd de naamval die bij het voorzetsel hoort, dus de tweede, de derde of de vierde naamval.












De overige zinsdelen in een zin noemen we Bijwoordelijke Bepalingen. Het zijn de zinsdelen die overblijven na benoeming van de eerder genoemde zinsdelen. Ze geven antwoord op vragen als:

- Waar, waarheen?

- Wanneer?

- Waardoor, waarom, waartoe?

- Hoezo, enz.

Daarom kunnen er in één zin soms meerdere BWB's staan. (29a) Jan schrieb mit einen Brief


Deze zin kan met veel BWB 's worden uitgebreid:


(29b) Gestern schrieb mir Jan vor der Schule, nach dem Aufstehen, gegen 8 Uhr einen Brief.


Bijwoordelijke bepalingen zijn de 'rest-zinsdelen'.


Opmerkingen:


- Elk zinsdeel dat begint met een voorzetsel en dat geen MV of VV is, is een BwB. (Het voorzetsel is een voorzegsel, het zegt voor welke naamval je moet gebruiken.)


- In één zin kunnen verschillende bijwoordelijke bepalingen staan.


- Bijwoordelijke bepalingen kunnen aangeven: een tijd, een plaats, een oorzaak, een gevolg, een reden, een omstandigheid, e. d.



Andere talen >>>


(Vind je dit moeilijk, kijk dan op: Redekundig.nl)




Tip: Als je een zin wilt ontleden is de VWO-methode de beste manier om dat te doen. Je gaat:

• eerst op zoek naar VOORZETSELS (“voorzegsels”, ze zeggen voor welke naamval (2, 3 of 4) je moet gebruiken): dit zijn dan meestal bijwoordelijke bepalingen of (soms) voorzetselvoorwerpen; veel voorkomende voorzetsels: an, auf, hinter, neben, in, über, unter, vor, zwischen, mit, nach, nebst, bei, seit, von, zu, zuwider, gemäß, gegenüber, außer, aus, durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang);

• dan op zoek naar WERKWOORDEN met een vaste naamval;

• daarna ga je de resterende onderdelen ONTLEDEN: wat is het gezegde, het onderwerp/naamwoordelijk deel (1e naamval), het lijdend voorwerp (4e naamval), het meewerkend voorwerp (3e naamval), de overige bijwoordelijke bepalingen en tenslotte de bijvoeglijke bepalingen (vaak in de 2e naamval).


Als je een zin gaat ontleden, zoek dan eerst alle woordgroepen die beginnen met een voorzetsel en noem ze voorlopig even: BwB. Dat kunnen er een heleboel zijn. Alle zinsdelen die overblijven kun je dan op de gebruikelijke manier benoemen: gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp.