© 2024 - W. Bunnik

GrammAtikübersicht


























 

Germatik.nl Motorkap VMBO HAVO VWO Literatuur Vaardigheden

Mannelijk












der-Gruppe





ein-Gruppe

1

d er


Mann





ein --


Mann

2

d es


Mann es





ein es


Mann es

3

d em


Mann





ein em


Mann

4

d en


Mann





ein en


Mann












Vrouwelijk

1

di e


Frau





ein e


Frau

2

d er


Frau





ein er


Frau

3

d er


Frau





ein er


Frau

4

di e


Frau





ein e


Frau












Onzijdig

1

d as


Kind





ein --


Kind

2

d es


Kind es





ein es


Kind es

3

d em


Kind





ein em


Kind

4

d as


Kind





ein --


Kind












Meervoud

1

di e


Leute





kein e


Leute

2

d er


Leute





kein er


Leute

3

d en


Leute n





kein en


Leute n

4

di e


Leute





kein e


Leute












Als je mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden in het meervoud zet, wordt het bepaald lidwoord voor allemaal ‘die’.

Lidwoorden veranderen, al naar gelang de naamval waarin ze staan, van vorm. Leer de volgende rijtjes zo snel mogelijk uit je hoofd. Dat is voor Duits net zo belangrijk als dat je bij wiskunde moet kunnen tellen.



Bepaald lidwoord

= der groep













m = mannelijk

w = vrouwelijk

s = onzijdig

PL = meervoud


Nominativ

der

Mann

die

Frau

das

Kind

die

Leute

1

Genitiv

des

Mannes

der

Frau

des

Kindes

der

Leute

2

Dativ

dem

Mann(e)

der

Frau

dem

Kind(e)

den

Leuten

3

Akkusativ

den

Mann

die

Frau

das

Kind

die

Leute

4











De zgn. „der-Gruppe” zijn een aantal woorden die op dezelfde manier ‘verbogen’ worden als der, die, das en die.

Dat zijn de woorden: dies-, jen-, jed-, solch-, welch-, all- en manch-.


De meest voorkomende zijn (let vooral op wat er bij onzijdige woorden gebeurd (3 x -es)):.













m = mannelijk

w = vrouwelijk

s = onzijdig

PL = meervoud


Nominativ

dies er

Mann

dies e

Frau

dies es

Kind

dies e

Leute

1

Genitiv

dies es

Mannes

dies er

Frau

dies es

Kindes

dies er

Leute

2

Dativ

dies em

Mann(e)

dies er

Frau

dies em

Kind(e)

dies en

Leuten

3

Akkusativ

dies en

Mann

dies e

Frau

dies es

Kind

dies e

Leute

4






















m = mannelijk

w = vrouwelijk

s = onzijdig



Nominativ

jed er

Mann

jed e

Frau

jed es

Kind



1

Genitiv

jed es

Mannes

jed er

Frau

jed es

Kindes



2

Dativ

jed em

Mann(e)

jed er

Frau

jed em

Kind(e)



3

Akkusativ

jed en

Mann

jed e

Frau

jed es

Kind



4











De zgn. „ein-Gruppe’ zijn een aantal woorden die op dezelfde manier ‘verbogen’ worden als der, die, das en die.

Dat zijn de woorden: ein-, kein-, (+ bezittelijke voornaamwoorden:) mein-, dein-, sein-, unser-, euer-, ihr- en Ihr-.



Onbepaald lidwoord

= ein groep













m = mannelijk

w = vrouwelijk

s = onzijdig

PL = meervoud


Nominativ

ein -- *

Mann

ein e

Frau

ein --*

Kind

kein e

Leute

1

Genitiv

ein es

Mannes

ein er

Frau

ein es

Kindes

kein er

Leute

2

Dativ

ein em

Mann(e)

ein er

Frau

ein em

Kind(e)

kein en

Leuten

3

Akkusativ

ein en

Mann

ein e

Frau

ein --*

Kind

kein e

Leute

4
















* = geen uitgang













m = mannelijk

w = vrouwelijk

s = onzijdig

PL = meervoud


Nominativ

kein --*

Mann

kein e

Frau

kein --*

Kind

kein e

Leute

1

Genitiv

kein es

Mannes

kein er

Frau

kein es

Kindes

kein er

Leute

2

Dativ

kein em

Mann(e)

kein er

Frau

kein em

Kind(e)

kein en

Leuten

3

Akkusativ

kein en

Mann

kein e

Frau

kein --*

Kind

kein e

Leute

4
















* = geen uitgang













m = mannelijk

w = vrouwelijk

s = onzijdig

PL = meervoud


Nominativ

ihr --*

Mann

ihr e

Frau

ihr --*

Kind

ihr e

Leute

1

Genitiv

ihr es

Mannes

ihr er

Frau

ihr es

Kindes

ihr er

Leute

2

Dativ

ihr em

Mann(e)

ihr er

Frau

ihr em

Kind(e)

ihr en

Leuten

3

Akkusativ

ihr en

Mann

ihr e

Frau

ihr --*

Kind

ihr e

Leute

4
















* = geen uitgang


0-GRUPPE (zonder-groep)

Mannelijk














0-Gruppe



1





arm er

Mann





2





arm en*

Mannes





3





arm em

Mann





4





arm en

Mann
















De zgn. ‘ohne-Gruppe of 0-Gruppe’ zijn woorden waar geen lidwoorden vóór staan, maar waar de bijvoeglijke naamwoorden de functie overnemen van het bepaald lidwoord en de bijvoeglijke naamwoorden dus dezelfde uitgangen krijgen als in de der-groep. Pas op* met de tweede naamval mannelijk en onzijdig. Dat zijn de 2 uitzonderingen (je krijgt -en i.p.v. de verwachte -es).


Vrouwelijk














0-Gruppe



1





arm e

Frau





2





arm er

Frau





3





arm er

Frau





4





arm e

Frau
















Onzijdig














0-Gruppe



1





arm es

Kind





2





arm en*

Kindes





3





arm em

Kind





4





arm es

Kind
















Meervoud














0-Gruppe



1





arm e

Leute





2





arm er

Leute





3





arm en

Leuten





4





arm e

Leute
















Leer de der-groep zo snel mogelijk uit je hoofd. Als je de der-groep kent, ken je ook de ein-groep. Er zijn maar 3 verschillen: de eerste naamval mannelijk en de eerste en de vierde naamval onzijdig.



Bepaaldheid’: als je zegt ‘der Mann’ weet je over het algemeen wie ermee bedoeld wordt. Bij ‘ein Mann’ weet je dat niet, daarom ‘onbepaald’.


Er zijn 3 lidwoorden in het Nederlands: de, het ('t) en een ('n).


Ook kennen we nog enkele oude vormen: ‘des’ zoals in: ‘de heer des huizes’, ‘’s morgens’ en: ‘der’ in: ‘in naam der koningin.


Een lidwoord kan vóór een zn staan.


Die ‘oude vormen’ zijn in het Duits niet oud, dit zijn normale zinnen waarin naamvallen voorkomen. Het Nederlands kende ook heel lang naamvallen. Als je teksten die in het Middelnederlands geschreven zijn leest (dus teksten uit de periode tussen ongeveer 1200 en 1500) zie je ook daar dezelfde vier naamvallen die het Duits nog steeds kent.


Andere talen kennen nog steeds naamvallen, zoals het Turks en het Fins.


Het Nederlandse woord ‘de’ kun je in het Duits vertalen met ‘der’ en ‘die’. Het woord ‘het’ moet je vertalen met ‘das’.


Enkelvoud


Meervoud

der = mannelijk

der Mann

die Männer

die = vrouwelijk

die Frau

die Frauen

das = onzijdig

das Kind

die Kinder

LW ((ON)bepaald)

Lidwoorden


2.2.1 DER-, EIN- EN 0-GRUPPE (zonder-groep)


























 

Een lidwoord (Artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: der, die en das zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); ein is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).