Germatik.nl Motorkap VMBO HAVO VWO Literatuur Vaardigheden

VWO = Gymnasium


























 

© 2025 - W. Bunnik

B1 H8: Gesundheit und Körper

1. Het menselijk lichaam (der Körper)

der Körper – het lichaam

der Kopf – het hoofd

das Gesicht – het gezicht

die Augen – de ogen

die Nase – de neus

der Mund – de mond

die Ohren – de oren

der Hals – de hals/keel

die Schulter – de schouder

der Arm – de arm

die Hand – de hand

der Finger – de vinger

der Bauch – de buik

der Rücken – de rug

das Bein – het been

das Knie – de knie

der Fuß – de voet

Voorbeeldzinnen:

Mein Kopf tut weh. – Mijn hoofd doet pijn.

Ich habe Schmerzen im Rücken. – Ik heb pijn in mijn rug.

Meine Beine sind müde. – Mijn benen zijn moe.


2. Gezondheid en ziekte (die Gesundheit und die Krankheit)

die Gesundheit – de gezondheid

die Krankheit – de ziekte

der Schmerz – de pijn

die Erkältung – de verkoudheid

das Fieber – de koorts

der Husten – de hoest

der Schnupfen – de loopneus

die Grippe – de griep

der Durchfall – de diarree

die Allergie – de allergie

die Verletzung – de blessure

die Wunde – de wond

der Arzt – de arts/dokter (mannelijk)

die Ärztin – de arts/dokter (vrouwelijk)

der Zahnarzt – de tandarts

das Krankenhaus – het ziekenhuis

Voorbeeldzinnen:

Ich habe Fieber und Husten. – Ik heb koorts en hoest.

Er hat eine Erkältung. – Hij heeft een verkoudheid.

Der Arzt untersucht mich. – De dokter onderzoekt mij.


3. Hoe je je voelt (wie man sich fühlt)

müde – moe

schwach – zwak

krank – ziek

gesund – gezond

gestresst – gestrest

fit – fit

stark – sterk

schlecht – slecht

wohl – goed/prettig

Voorbeeldzinnen:

Ich fühle mich krank. – Ik voel me ziek.

Wie fühlst du dich? – Hoe voel jij je?

Heute fühle ich mich wieder besser. – Vandaag voel ik me weer beter.


4. Bij de dokter (beim Arzt)

die Sprechstunde – het spreekuur

die Untersuchung – het onderzoek

das Rezept – het recept (voor medicijnen)

die Tablette – de tablet/pil

die Salbe – de zalf

die Medizin – de medicijnen

die Spritze – de injectie/spuit

die Krankschreibung – de ziekmelding

die Apotheke – de apotheek

der Notruf – het alarmnummer

Veelgebruikte zinnen bij de dokter:

Was fehlt Ihnen? – Wat scheelt er aan u?

Ich habe Kopfschmerzen. – Ik heb hoofdpijn.

Wie lange haben Sie diese Beschwerden? – Hoe lang heeft u deze klachten?

Nehmen Sie diese Tabletten dreimal täglich. – Neem deze tabletten drie keer per dag.


5. Preventie en gezond blijven (Prävention und gesund bleiben)

der Sport – de sport

die Bewegung – de beweging

die Ernährung – de voeding

gesund essen – gezond eten

die Entspannung – de ontspanning

schlafen – slapen

Wasser trinken – water drinken

die Hygiene – de hygiëne

die Impfung – de vaccinatie

Voorbeeldzinnen:

Ich treibe Sport, um gesund zu bleiben. – Ik sport om gezond te blijven.

Du solltest mehr Wasser trinken. – Jij zou meer water moeten drinken.

Schlaf ist wichtig für die Gesundheit. – Slaap is belangrijk voor de gezondheid.


6. Basiswerkwoorden bij gezondheid en lichaam

fühlen – voelen

wehtun – pijn doen

haben – hebben

heilen – genezen

untersuchen – onderzoeken

verschreiben – voorschrijven

trainieren – trainen

entspannen – ontspannen

schlafen – slapen

husten – hoesten

atmen – ademen

Voorbeeldzinnen:

Mein Arm tut weh. – Mijn arm doet pijn.

Der Arzt verschreibt eine Salbe. – De dokter schrijft een zalf voor.

Ich trainiere jeden Tag. – Ik train elke dag.


7. Voeding en levensstijl (die Ernährung und der Lebensstil)

die Ernährung – de voeding

das Obst – het fruit

das Gemüse – de groente

das Fleisch – het vlees

die Vitamine – de vitamines

der Zucker – de suiker

die Bewegung – de beweging

das Wasser – het water

das Fast Food – het fastfood

das Übergewicht – het overgewicht

Voorbeeldzinnen:

Ich esse viel Obst und Gemüse. – Ik eet veel fruit en groenten.

Zucker ist nicht gesund. – Suiker is niet gezond.

Sie hat Übergewicht und macht jetzt Sport. – Zij heeft overgewicht en doet nu aan sport.


8. Typische klachten en beschrijvingen (typische Beschwerden und Beschreibungen)

Kopfschmerzen – hoofdpijn

Rückenschmerzen – rugpijn

Bauchschmerzen – buikpijn

Halsschmerzen – keelpijn

Zahnschmerzen – tandpijn

schlecht schlafen – slecht slapen

nicht atmen können – niet kunnen ademen

starkes Fieber – hoge koorts

eine Verletzung haben – een blessure hebben

Voorbeeldzinnen:

Ich habe starke Rückenschmerzen. – Ik heb erge rugpijn.

Mein Sohn hat Zahnschmerzen. – Mijn zoon heeft tandpijn.

Kannst du gut schlafen? – Kun jij goed slapen?


Typische zinnen over gezondheid en het lichaam

Was tut weh? – Wat doet pijn?

Ich fühle mich nicht wohl. – Ik voel me niet lekker.

Der Arzt hat gesagt, dass ich mehr schlafen soll. – De dokter heeft gezegd dat ik meer moet slapen.

Sport ist gut für die Gesundheit. – Sport is goed voor de gezondheid.

Wie lange haben Sie schon diese Schmerzen? – Hoe lang heeft u deze pijn al?

Sie müssen viel trinken. – U moet veel drinken.



Grammatik


1. Het werkwoord "wehtun" (pijn doen)

Het werkwoord wehtun gebruik je om te zeggen dat iets pijn doet. Dit werkwoord werkt met de derde naamval (Dativ).

Vervoeging van "wehtun" in de tegenwoordige tijd:

ich tue weh – ik doe pijn

du tust weh – jij doet pijn

er/sie/es tut weh – hij/zij/het doet pijn

wir tun weh – wij doen pijn

ihr tut weh – jullie doen pijn

sie/Sie tun weh – zij doen pijn / u doet pijn

Regel:

Het lichaamsdeel dat pijn doet, staat in de eerste naamval (nominatief).

De persoon aan wie het pijn doet, staat in de derde naamval (Dativ).

Voorbeeldzinnen:

Mein Kopf tut mir weh. – Mijn hoofd doet mij pijn.

Tut dir dein Rücken weh? – Doet jouw rug pijn?

Die Augen tun ihm weh. – Zijn ogen doen pijn.


2. De derde naamval (Dativ) bij lichaamsdelen

Bij het beschrijven van klachten gebruik je vaak de derde naamval (Dativ) om aan te geven wie ergens last van heeft.


Lidwoorden in de derde naamval:


Mannelijk: dem


Vrouwelijk: der


Onzijdig: dem


Meervoud: den (+n)




Voorbeeldzinnen:

Ich habe Schmerzen im Rücken. – Ik heb pijn in mijn rug. (in dem Rücken im Rücken)

Sie hat Schmerzen in der Hand. – Zij heeft pijn in haar hand.

Wir haben Schmerzen in den Beinen. – Wij hebben pijn in onze benen.


3. Modale werkwoorden: "sollen" en "müssen"

Bij gezondheid gebruik je vaak de modale werkwoorden sollen (moeten, advies) en müssen (moeten, verplichting) om adviezen en verplichtingen uit te drukken.

a. Het werkwoord "sollen" (moeten, advies):

Gebruik sollen om een advies te geven.

Vervoeging van "sollen":

ich soll – ik moet

du sollst – jij moet

er/sie/es soll – hij/zij/het moet

wir sollen – wij moeten

ihr sollt – jullie moeten

sie/Sie sollen – zij moeten / u moet

Voorbeeldzinnen:

Du sollst viel Wasser trinken. – Jij moet veel water drinken.

Der Arzt sagt, ich soll im Bett bleiben. – De dokter zegt dat ik in bed moet blijven.

Soll ich Tabletten nehmen? – Moet ik tabletten nemen?

b. Het werkwoord "müssen" (moeten, verplichting):

Gebruik müssen om te zeggen dat iets noodzakelijk is.

Vervoeging van "müssen":

ich muss – ik moet

du musst – jij moet

er/sie/es muss – hij/zij/het moet

wir müssen – wij moeten

ihr müsst – jullie moeten

sie/Sie müssen – zij moeten / u moet

Voorbeeldzinnen:

Ich muss heute zum Arzt gehen. – Ik moet vandaag naar de dokter gaan.

Du musst diese Tabletten dreimal täglich nehmen. – Jij moet deze tabletten drie keer per dag nemen.

Wir müssen uns mehr bewegen. – Wij moeten meer bewegen.


4. Het gebruik van "haben" (hebben) bij klachten

Bij het beschrijven van klachten gebruik je vaak haben (hebben) in combinatie met zelfstandig naamwoorden, zoals Schmerzen (pijn) of ziektes.

Vervoeging van "haben":

ich habe – ik heb

du hast – jij hebt

er/sie/es hat – hij/zij/het heeft

wir haben – wij hebben

ihr habt – jullie hebben

sie/Sie haben – zij hebben / u heeft

Voorbeeldzinnen:

Ich habe Kopfschmerzen. – Ik heb hoofdpijn.

Hast du Fieber? – Heb jij koorts?

Er hat eine Erkältung. – Hij heeft een verkoudheid.


5. Advies geven met "man soll" (men moet)

Om algemene adviezen te geven, kun je de constructie man soll (men moet) gebruiken.

Voorbeeldzinnen:

Man soll viel schlafen. – Men moet veel slapen.

Man soll regelmäßig Sport treiben. – Men moet regelmatig sporten.

Man soll nicht so viel Zucker essen. – Men moet niet zo veel suiker eten.


6. Vraagzinnen bij de dokter

Bij een bezoek aan de dokter leer je hoe je vragen stelt en antwoord geeft. Hier zijn enkele structuren:

a. Wat is er aan de hand?

Was fehlt Ihnen? – Wat scheelt er aan u?

Wo tut es weh? – Waar doet het pijn?

Haben Sie Fieber? – Heeft u koorts?

b. Beschrijf je klachten:

Ich habe Halsschmerzen. – Ik heb keelpijn.

Mein Bein tut weh. – Mijn been doet pijn.

Ich fühle mich sehr müde. – Ik voel me erg moe.


7. Het wederkerend werkwoord "sich fühlen" (zich voelen)

Met sich fühlen geef je aan hoe je je voelt. Het is een wederkerend werkwoord.

Vervoeging van "sich fühlen":

ich fühle mich – ik voel me

du fühlst dich – jij voelt je

er/sie/es fühlt sich – hij/zij/het voelt zich

wir fühlen uns – wij voelen ons

ihr fühlt euch – jullie voelen je

sie/Sie fühlen sich – zij voelen zich / u voelt zich

Voorbeeldzinnen:

Ich fühle mich krank. – Ik voel me ziek.

Fühlst du dich besser? – Voel jij je beter?

Wir fühlen uns heute fit. – Wij voelen ons vandaag fit.


8. Constructies met "es gibt" (er is / er zijn)

Met es gibt kun je praten over situaties of klachten in de derde persoon.

Voorbeeldzinnen:

Es gibt viele Menschen mit Grippe. – Er zijn veel mensen met griep.

Es gibt eine Apotheke in der Nähe. – Er is een apotheek in de buurt.




Kultur


1. De gezondheidszorg in Duitstalige landen

a. Het Duitse zorgsysteem

Duitsland heeft een van de oudste en meest uitgebreide zorgsystemen ter wereld. De basis van het systeem is ziektekostenverzekering (Krankenversicherung). Iedereen is verplicht een zorgverzekering te hebben.

Er zijn twee soorten verzekeringen:

o Gesetzliche Krankenversicherung (GKV): De wettelijke verzekering voor de meeste mensen.

o Private Krankenversicherung (PKV): Een particuliere verzekering, vaak voor mensen met een hoger inkomen.

Huisartsen (Hausärzte) spelen een centrale rol in de zorg. Bij klachten ga je eerst naar je huisarts, die je doorverwijst naar een specialist, zoals een orthopeed of dermatoloog.

Vergelijking met Nederland:
Net als in Nederland heeft Duitsland een goed georganiseerd zorgsysteem. Echter, de Duitse zorg is iets formeler: je hebt vaker een verwijsbrief nodig om naar een specialist te gaan.


b. Apotheken in Duitstalige landen

In Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland koop je medicijnen vrijwel altijd bij een apotheek (Apotheke). Medicijnen zoals pijnstillers, hoestdrankjes of crèmes zijn niet vrij verkrijgbaar in supermarkten, zoals in Nederland.

Voor receptmedicijnen moet je een voorschrift (Rezept) van de dokter hebben.

Apotheken bieden ook advies over gezondheid en kleine behandelingen.

Vergelijking met Nederland:
In Nederland kun je veel basisgeneesmiddelen kopen bij drogisterijen zoals Kruidvat. In Duitstalige landen gebeurt dit bijna uitsluitend via apotheken.


2. Gezondheid en levensstijl

a. Sport en beweging

Duitsers, Oostenrijkers en Zwitsers hechten veel waarde aan een actieve levensstijl. Wandelen (Wandern), fietsen (Radfahren) en wintersporten zoals skiën zijn zeer populair.

Wandelen is niet alleen een hobby, maar ook een manier om gezond en fit te blijven. Vooral in de Alpenregio's zijn wandelen en bergsporten een groot deel van de cultuur.

b. Natuur en gezondheid

In Duitstalige landen speelt de natuur een belangrijke rol in de gezondheid. Frisse lucht, lange wandelingen en tijd doorbrengen in de natuur worden gezien als essentieel voor een goede gezondheid.

Veel mensen gaan naar kuuroorden (Kurorte) en thermale baden (Thermalbäder) voor ontspanning en preventieve zorg.

Voorbeeld van een kuuroord:

Baden-Baden in Duitsland is beroemd om zijn thermale bronnen.

Vergelijking met Nederland:
Hoewel Nederlanders ook graag fietsen, is wandelen en tijd doorbrengen in de bergen of bossen minder ingebed in de cultuur, omdat Nederland minder bergen en heuvels heeft.


c. Voeding en gezondheid

In Duitstalige landen is gezond eten een belangrijk thema.

o Veel mensen proberen verse, lokale en biologische producten te kopen.

o Brood (Brot) speelt een centrale rol in de Duitse keuken en er zijn talloze soorten volkorenbrood, wat gezonder wordt gezien dan witbrood.

Traditionele maaltijden:
Hoewel gezond eten belangrijk is, zijn traditionele gerechten vaak zwaar en rijk aan vlees, zoals Bratwurst, Schnitzel en Käsespätzle.

Vergelijking met Nederland:
Duitse voeding is traditioneel zwaarder dan Nederlandse voeding. Nederlanders eten vaak lichter en meer brood als hoofdmaaltijd (zoals bij de lunch).


3. Alternatieve geneeswijzen

In Duitstalige landen zijn alternatieve geneeswijzen (alternative Heilmethoden) wijdverbreid. Veel mensen gebruiken kruiden, homeopathie en natuurlijke behandelingen naast de traditionele geneeskunde.

Homeopathie:
In Duitsland en Zwitserland zijn homeopathische middelen populair. Veel apotheken verkopen natuurlijke geneesmiddelen, zoals kruidenextracten en etherische oliën.

"Kneipptherapie":
Een traditionele behandelmethode die gebruik maakt van water, beweging, voeding en natuurlijke medicijnen. Dit is vooral populair in kuuroorden.

Vergelijking met Nederland:
Alternatieve geneeswijzen zijn in Nederland minder gangbaar, hoewel ook hier kruiden en homeopathische middelen in opkomst zijn.


4. Ziekteverlof en werk

a. Ziekmelden bij werk of school

In Duitstalige landen is het heel normaal om bij ziekte thuis te blijven en je direct ziek te melden (sich krankmelden).

Bij ziekte die langer dan drie dagen duurt, moet je een doktersverklaring (Krankschreibung) indienen bij je werkgever.

b. Werk en gezondheid

Werkgevers in Duitstalige landen besteden vaak aandacht aan gezondheid op de werkvloer. Denk hierbij aan ergonomische werkplekken en sportprogramma's voor werknemers.

Vergelijking met Nederland:
Net als in Nederland worden gezondheid en ziekteverlof serieus genomen. Toch is het Duitse systeem formeler, met meer nadruk op doktersverklaringen en ziektemeldingen.


5. Hoe omgaan met gezondheid?

a. Punctualiteit bij afspraken

Bij doktersafspraken of behandelingen is punctualiteit heel belangrijk in Duitstalige landen. Te laat komen wordt vaak als respectloos gezien.

b. Beleefdheid en omgangsvormen

In Duitstalige landen hechten mensen veel waarde aan beleefdheid in een medische context.

o Bij een gesprek met een arts of apotheker zeg je beleefd: Guten Tag (Goedendag) en bedank je aan het einde met Vielen Dank.

o Het aanspreken van de arts gebeurt met Herr Doktor of Frau Doktor.

Vergelijking met Nederland:
Nederlanders hebben vaak een meer informele houding bij medische afspraken, terwijl beleefdheid in Duitstalige landen meer nadruk krijgt.