1. Het menselijk lichaam (der Körper) der Körper – het lichaam der Kopf – het hoofd das Gesicht – het gezicht die Augen – de ogen die Nase – de neus der Mund – de mond die Ohren – de oren der Hals – de hals/keel die Schulter – de schouder der Arm – de arm die Hand – de hand der Finger – de vinger der Bauch – de buik der Rücken – de rug das Bein – het been das Knie – de knie der Fuß – de voet Voorbeeldzinnen: Mein Kopf tut weh. – Mijn hoofd doet pijn. Ich habe Schmerzen im Rücken. – Ik heb pijn in mijn rug. Meine Beine sind müde. – Mijn benen zijn moe. 2. Gezondheid en ziekte (die Gesundheit und die Krankheit) die Gesundheit – de gezondheid die Krankheit – de ziekte der Schmerz – de pijn die Erkältung – de verkoudheid das Fieber – de koorts der Husten – de hoest der Schnupfen – de loopneus die Grippe – de griep der Durchfall – de diarree die Allergie – de allergie die Verletzung – de blessure die Wunde – de wond der Arzt – de arts/dokter (mannelijk) die Ärztin – de arts/dokter (vrouwelijk) der Zahnarzt – de tandarts das Krankenhaus – het ziekenhuis Voorbeeldzinnen: Ich habe Fieber und Husten. – Ik heb koorts en hoest. Er hat eine Erkältung. – Hij heeft een verkoudheid. Der Arzt untersucht mich. – De dokter onderzoekt mij. 3. Hoe je je voelt (wie man sich fühlt) müde – moe schwach – zwak krank – ziek gesund – gezond gestresst – gestrest fit – fit stark – sterk schlecht – slecht wohl – goed/prettig Voorbeeldzinnen: Ich fühle mich krank. – Ik voel me ziek. Wie fühlst du dich? – Hoe voel jij je? Heute fühle ich mich wieder besser. – Vandaag voel ik me weer beter. 4. Bij de dokter (beim Arzt) die Sprechstunde – het spreekuur die Untersuchung – het onderzoek das Rezept – het recept (voor medicijnen) die Tablette – de tablet/pil die Salbe – de zalf die Medizin – de medicijnen die Spritze – de injectie/spuit die Krankschreibung – de ziekmelding die Apotheke – de apotheek der Notruf – het alarmnummer Veelgebruikte zinnen bij de dokter: Was fehlt Ihnen? – Wat scheelt er aan u? Ich habe Kopfschmerzen. – Ik heb hoofdpijn. Wie lange haben Sie diese Beschwerden? – Hoe lang heeft u deze klachten? Nehmen Sie diese Tabletten dreimal täglich. – Neem deze tabletten drie keer per dag. 5. Preventie en gezond blijven (Prävention und gesund bleiben) der Sport – de sport die Bewegung – de beweging die Ernährung – de voeding gesund essen – gezond eten die Entspannung – de ontspanning schlafen – slapen Wasser trinken – water drinken die Hygiene – de hygiëne die Impfung – de vaccinatie Voorbeeldzinnen: Ich treibe Sport, um gesund zu bleiben. – Ik sport om gezond te blijven. Du solltest mehr Wasser trinken. – Jij zou meer water moeten drinken. Schlaf ist wichtig für die Gesundheit. – Slaap is belangrijk voor de gezondheid. 6. Basiswerkwoorden bij gezondheid en lichaam fühlen – voelen wehtun – pijn doen haben – hebben heilen – genezen untersuchen – onderzoeken verschreiben – voorschrijven trainieren – trainen entspannen – ontspannen schlafen – slapen husten – hoesten atmen – ademen Voorbeeldzinnen: Mein Arm tut weh. – Mijn arm doet pijn. Der Arzt verschreibt eine Salbe. – De dokter schrijft een zalf voor. Ich trainiere jeden Tag. – Ik train elke dag. 7. Voeding en levensstijl (die Ernährung und der Lebensstil) die Ernährung – de voeding das Obst – het fruit das Gemüse – de groente das Fleisch – het vlees die Vitamine – de vitamines der Zucker – de suiker die Bewegung – de beweging das Wasser – het water das Fast Food – het fastfood das Übergewicht – het overgewicht Voorbeeldzinnen: Ich esse viel Obst und Gemüse. – Ik eet veel fruit en groenten. Zucker ist nicht gesund. – Suiker is niet gezond. Sie hat Übergewicht und macht jetzt Sport. – Zij heeft overgewicht en doet nu aan sport. 8. Typische klachten en beschrijvingen (typische Beschwerden und Beschreibungen) Kopfschmerzen – hoofdpijn Rückenschmerzen – rugpijn Bauchschmerzen – buikpijn Halsschmerzen – keelpijn Zahnschmerzen – tandpijn schlecht schlafen – slecht slapen nicht atmen können – niet kunnen ademen starkes Fieber – hoge koorts eine Verletzung haben – een blessure hebben Voorbeeldzinnen: Ich habe starke Rückenschmerzen. – Ik heb erge rugpijn. Mein Sohn hat Zahnschmerzen. – Mijn zoon heeft tandpijn. Kannst du gut schlafen? – Kun jij goed slapen? Typische zinnen over gezondheid en het lichaam Was tut weh? – Wat doet pijn? Ich fühle mich nicht wohl. – Ik voel me niet lekker. Der Arzt hat gesagt, dass ich mehr schlafen soll. – De dokter heeft gezegd dat ik meer moet slapen. Sport ist gut für die Gesundheit. – Sport is goed voor de gezondheid. Wie lange haben Sie schon diese Schmerzen? – Hoe lang heeft u deze pijn al? Sie müssen viel trinken. – U moet veel drinken. |
|
Grammatik |
|
1. Het werkwoord "wehtun" (pijn doen) Het werkwoord wehtun gebruik je om te zeggen dat iets pijn doet. Dit werkwoord werkt met de derde naamval (Dativ). Vervoeging van "wehtun" in de tegenwoordige tijd: ich tue weh – ik doe pijn du tust weh – jij doet pijn er/sie/es tut weh – hij/zij/het doet pijn wir tun weh – wij doen pijn ihr tut weh – jullie doen pijn sie/Sie tun weh – zij doen pijn / u doet pijn Regel: Het lichaamsdeel dat pijn doet, staat in de eerste naamval (nominatief). De persoon aan wie het pijn doet, staat in de derde naamval (Dativ). Voorbeeldzinnen: Mein Kopf tut mir weh. – Mijn hoofd doet mij pijn. Tut dir dein Rücken weh? – Doet jouw rug pijn? Die Augen tun ihm weh. – Zijn ogen doen pijn. 2. De derde naamval (Dativ) bij lichaamsdelen Bij het beschrijven van klachten gebruik je vaak de derde naamval (Dativ) om aan te geven wie ergens last van heeft. Lidwoorden in de derde naamval: Mannelijk: dem Vrouwelijk: der Onzijdig: dem Meervoud: den (+n) Voorbeeldzinnen: Ich habe Schmerzen im Rücken. – Ik heb pijn in mijn rug. (in dem Rücken → im Rücken) Sie hat Schmerzen in der Hand. – Zij heeft pijn in haar hand. Wir haben Schmerzen in den Beinen. – Wij hebben pijn in onze benen. 3. Modale werkwoorden: "sollen" en "müssen" Bij gezondheid gebruik je vaak de modale werkwoorden sollen (moeten, advies) en müssen (moeten, verplichting) om adviezen en verplichtingen uit te drukken. a. Het werkwoord "sollen" (moeten, advies): Gebruik sollen om een advies te geven. Vervoeging van "sollen": ich soll – ik moet du sollst – jij moet er/sie/es soll – hij/zij/het moet wir sollen – wij moeten ihr sollt – jullie moeten sie/Sie sollen – zij moeten / u moet Voorbeeldzinnen: Du sollst viel Wasser trinken. – Jij moet veel water drinken. Der Arzt sagt, ich soll im Bett bleiben. – De dokter zegt dat ik in bed moet blijven. Soll ich Tabletten nehmen? – Moet ik tabletten nemen? b. Het werkwoord "müssen" (moeten, verplichting): Gebruik müssen om te zeggen dat iets noodzakelijk is. Vervoeging van "müssen": ich muss – ik moet du musst – jij moet er/sie/es muss – hij/zij/het moet wir müssen – wij moeten ihr müsst – jullie moeten sie/Sie müssen – zij moeten / u moet Voorbeeldzinnen: Ich muss heute zum Arzt gehen. – Ik moet vandaag naar de dokter gaan. Du musst diese Tabletten dreimal täglich nehmen. – Jij moet deze tabletten drie keer per dag nemen. Wir müssen uns mehr bewegen. – Wij moeten meer bewegen. 4. Het gebruik van "haben" (hebben) bij klachten Bij het beschrijven van klachten gebruik je vaak haben (hebben) in combinatie met zelfstandig naamwoorden, zoals Schmerzen (pijn) of ziektes. Vervoeging van "haben": ich habe – ik heb du hast – jij hebt er/sie/es hat – hij/zij/het heeft wir haben – wij hebben ihr habt – jullie hebben sie/Sie haben – zij hebben / u heeft Voorbeeldzinnen: Ich habe Kopfschmerzen. – Ik heb hoofdpijn. Hast du Fieber? – Heb jij koorts? Er hat eine Erkältung. – Hij heeft een verkoudheid. 5. Advies geven met "man soll" (men moet) Om algemene adviezen te geven, kun je de constructie man soll (men moet) gebruiken. Voorbeeldzinnen: Man soll viel schlafen. – Men moet veel slapen. Man soll regelmäßig Sport treiben. – Men moet regelmatig sporten. Man soll nicht so viel Zucker essen. – Men moet niet zo veel suiker eten. 6. Vraagzinnen bij de dokter Bij een bezoek aan de dokter leer je hoe je vragen stelt en antwoord geeft. Hier zijn enkele structuren: a. Wat is er aan de hand? Was fehlt Ihnen? – Wat scheelt er aan u? Wo tut es weh? – Waar doet het pijn? Haben Sie Fieber? – Heeft u koorts? b. Beschrijf je klachten: Ich habe Halsschmerzen. – Ik heb keelpijn. Mein Bein tut weh. – Mijn been doet pijn. Ich fühle mich sehr müde. – Ik voel me erg moe. 7. Het wederkerend werkwoord "sich fühlen" (zich voelen) Met sich fühlen geef je aan hoe je je voelt. Het is een wederkerend werkwoord. Vervoeging van "sich fühlen": ich fühle mich – ik voel me du fühlst dich – jij voelt je er/sie/es fühlt sich – hij/zij/het voelt zich wir fühlen uns – wij voelen ons ihr fühlt euch – jullie voelen je sie/Sie fühlen sich – zij voelen zich / u voelt zich Voorbeeldzinnen: Ich fühle mich krank. – Ik voel me ziek. Fühlst du dich besser? – Voel jij je beter? Wir fühlen uns heute fit. – Wij voelen ons vandaag fit. 8. Constructies met "es gibt" (er is / er zijn) Met es gibt kun je praten over situaties of klachten in de derde persoon. Voorbeeldzinnen: Es gibt viele Menschen mit Grippe. – Er zijn veel mensen met griep. Es gibt eine Apotheke in der Nähe. – Er is een apotheek in de buurt. |
|
Kultur |
|
1. De gezondheidszorg in Duitstalige landen a. Het Duitse zorgsysteem Duitsland heeft een van de oudste en meest uitgebreide zorgsystemen ter wereld. De basis van het systeem is ziektekostenverzekering (Krankenversicherung). Iedereen is verplicht een zorgverzekering te hebben. Er zijn twee soorten verzekeringen: o Gesetzliche Krankenversicherung (GKV): De wettelijke verzekering voor de meeste mensen. o Private Krankenversicherung (PKV): Een particuliere verzekering, vaak voor mensen met een hoger inkomen. Huisartsen (Hausärzte) spelen een centrale rol in de zorg. Bij klachten ga je eerst naar je huisarts, die je doorverwijst naar een specialist, zoals een orthopeed of dermatoloog. Vergelijking met Nederland: b. Apotheken in Duitstalige landen In Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland koop je medicijnen vrijwel altijd bij een apotheek (Apotheke). Medicijnen zoals pijnstillers, hoestdrankjes of crèmes zijn niet vrij verkrijgbaar in supermarkten, zoals in Nederland. Voor receptmedicijnen moet je een voorschrift (Rezept) van de dokter hebben. Apotheken bieden ook advies over gezondheid en kleine behandelingen. Vergelijking met Nederland: 2. Gezondheid en levensstijl a. Sport en beweging Duitsers, Oostenrijkers en Zwitsers hechten veel waarde aan een actieve levensstijl. Wandelen (Wandern), fietsen (Radfahren) en wintersporten zoals skiën zijn zeer populair. Wandelen is niet alleen een hobby, maar ook een manier om gezond en fit te blijven. Vooral in de Alpenregio's zijn wandelen en bergsporten een groot deel van de cultuur. b. Natuur en gezondheid In Duitstalige landen speelt de natuur een belangrijke rol in de gezondheid. Frisse lucht, lange wandelingen en tijd doorbrengen in de natuur worden gezien als essentieel voor een goede gezondheid. Veel mensen gaan naar kuuroorden (Kurorte) en thermale baden (Thermalbäder) voor ontspanning en preventieve zorg. Voorbeeld van een kuuroord: Baden- Vergelijking met Nederland: c. Voeding en gezondheid In Duitstalige landen is gezond eten een belangrijk thema. o Veel mensen proberen verse, lokale en biologische producten te kopen. o Brood (Brot) speelt een centrale rol in de Duitse keuken en er zijn talloze soorten volkorenbrood, wat gezonder wordt gezien dan witbrood. Traditionele maaltijden: Vergelijking met Nederland: 3. Alternatieve geneeswijzen In Duitstalige landen zijn alternatieve geneeswijzen (alternative Heilmethoden) wijdverbreid. Veel mensen gebruiken kruiden, homeopathie en natuurlijke behandelingen naast de traditionele geneeskunde. Homeopathie: "Kneipptherapie": Vergelijking met Nederland: 4. Ziekteverlof en werk a. Ziekmelden bij werk of school In Duitstalige landen is het heel normaal om bij ziekte thuis te blijven en je direct ziek te melden (sich krankmelden). Bij ziekte die langer dan drie dagen duurt, moet je een doktersverklaring (Krankschreibung) indienen bij je werkgever. b. Werk en gezondheid Werkgevers in Duitstalige landen besteden vaak aandacht aan gezondheid op de werkvloer. Denk hierbij aan ergonomische werkplekken en sportprogramma's voor werknemers. Vergelijking met Nederland: 5. Hoe omgaan met gezondheid? a. Punctualiteit bij afspraken Bij doktersafspraken of behandelingen is punctualiteit heel belangrijk in Duitstalige landen. Te laat komen wordt vaak als respectloos gezien. b. Beleefdheid en omgangsvormen In Duitstalige landen hechten mensen veel waarde aan beleefdheid in een medische context. o Bij een gesprek met een arts of apotheker zeg je beleefd: Guten Tag (Goedendag) en bedank je aan het einde met Vielen Dank. o Het aanspreken van de arts gebeurt met Herr Doktor of Frau Doktor. Vergelijking met Nederland: |