Germatik.nl Motorkap VMBO HAVO VWO Literatuur Vaardigheden

VWO = Gymnasium


























 

© 2025 - W. Bunnik

B1 H9: Aktivitäten und Freizeit

1. Vrije tijd en activiteiten (die Freizeit und Aktivitäten)

die Freizeit – de vrije tijd

das Hobby – de hobby

das Spiel – het spel

die Aktivität – de activiteit

die Entspannung – de ontspanning

der Spaß – het plezier

sich entspannen – ontspannen

etwas unternehmen – iets ondernemen

Zeit verbringen – tijd doorbrengen

Voorbeeldzinnen:

Was machst du in deiner Freizeit? – Wat doe jij in je vrije tijd?

Ich verbringe meine Freizeit mit Lesen. – Ik breng mijn vrije tijd door met lezen.

Am Wochenende unternehmen wir etwas. – In het weekend doen we iets.


2. Populaire hobby’s (beliebte Hobbys)

lesen – lezen

schreiben – schrijven

malen – schilderen

basteln – knutselen

singen – zingen

Musik machen – muziek maken

fotografieren – fotograferen

kochen – koken

backen – bakken

tanzen – dansen

reisen – reizen

Voorbeeldzinnen:

Mein Hobby ist Fotografieren. – Mijn hobby is fotograferen.

Kochst du gern? – Kook jij graag?

Sie singt in ihrer Freizeit. – Zij zingt in haar vrije tijd.


3. Sport en beweging (Sport und Bewegung)

der Sport – de sport

joggen – hardlopen

schwimmen – zwemmen

Rad fahren – fietsen

wandern – wandelen

Fußball spielen – voetballen

Tennis spielen – tennissen

Basketball spielen – basketballen

Handball spielen – handballen

Tischtennis spielen – tafeltennissen

turnen – turnen

Ski fahren – skiën

Yoga machen – yoga doen

ins Fitnessstudio gehen – naar de sportschool gaan

Voorbeeldzinnen:

Ich spiele zweimal pro Woche Fußball. – Ik voetbal twee keer per week.

Machst du Sport in deiner Freizeit? – Doe jij aan sport in je vrije tijd?

Wir gehen oft wandern. – Wij gaan vaak wandelen.


4. Creatieve hobby’s (kreative Hobbys)

zeichnen – tekenen

malen – schilderen

basteln – knutselen

nähen – naaien

schreiben – schrijven

musizieren – muziek maken

ein Instrument spielen – een instrument bespelen

Voorbeeldzinnen:

Ich spiele Klavier. – Ik speel piano.

Zeichnest du gern? – Teken jij graag?

Sie bastelt jeden Sonntag. – Zij knutselt elke zondag.


5. Hobby’s met technologie (Hobbys mit Technologie)

Videospiele spielen – videogames spelen

Computerspiele spielen – computerspellen spelen

programmieren – programmeren

fotografieren – fotograferen

Videos drehen – video's maken

Filme schauen – films kijken

im Internet surfen – op het internet surfen

Voorbeeldzinnen:

Ich spiele gerne Computerspiele. – Ik speel graag computerspellen.

Fotografierst du oft? – Fotografeer jij vaak?

Wir schauen abends einen Film. – Wij kijken ’s avonds een film.


6. Sociale hobby’s (soziale Hobbys)

Freunde treffen – vrienden ontmoeten

ausgehen – uitgaan

in die Stadt gehen – naar de stad gaan

ins Kino gehen – naar de bioscoop gaan

ins Theater gehen – naar het theater gaan

ins Konzert gehen – naar een concert gaan

tanzen gehen – gaan dansen

grillen – barbecueën

zusammen kochen – samen koken

Voorbeeldzinnen:

Ich treffe mich oft mit Freunden. – Ik ontmoet vaak vrienden.

Gehst du gern ins Kino? – Ga jij graag naar de bioscoop?

Am Wochenende grillen wir im Garten. – In het weekend barbecueën we in de tuin.


7. Hobby’s in de natuur (Hobbys in der Natur)

wandern – wandelen

klettern – klimmen

campen – kamperen

angeln – vissen

segeln – zeilen

Ski fahren – skiën

snowboarden – snowboarden

Tiere beobachten – dieren observeren

Voorbeeldzinnen:

Im Sommer gehe ich oft angeln. – In de zomer ga ik vaak vissen.

Campst du gerne? – Kampeer jij graag?

Wir gehen im Winter Ski fahren. – Wij gaan in de winter skiën.


8. Typische woorden en zinnen bij hobby’s

der Verein – de vereniging/club

das Interesse – de interesse

der Wettbewerb – de wedstrijd

das Training – de training

der Kurs – de cursus

die Freizeitbeschäftigung – de vrijetijdsbesteding

Veelgebruikte zinnen:

Ich bin in einem Verein. – Ik zit bij een vereniging.

Hast du viele Hobbys? – Heb jij veel hobby’s?

Mein größtes Hobby ist Fußball. – Mijn grootste hobby is voetbal.

Welche Hobbys hast du? – Welke hobby’s heb jij?


9. Woorden voor frequentie (Häufigkeit)

immer – altijd

oft – vaak

manchmal – soms

selten – zelden

nie – nooit

jeden Tag – elke dag

einmal pro Woche – één keer per week

zweimal im Monat – twee keer per maand

am Wochenende – in het weekend

Voorbeeldzinnen:

Ich tanze jeden Tag. – Ik dans elke dag.

Wir gehen zweimal im Monat ins Kino. – Wij gaan twee keer per maand naar de bioscoop.

Er spielt selten Gitarre. – Hij speelt zelden gitaar.


10. Basiswerkwoorden voor hobby’s en vrije tijd

machen – doen

spielen – spelen

treiben – beoefenen

sich interessieren für – geïnteresseerd zijn in

mögen – leuk vinden

lieben – houden van

ausprobieren – uitproberen

sich entspannen – ontspannen

Voorbeeldzinnen:

Ich mag Videospiele. – Ik vind videogames leuk.

Was machst du am liebsten in deiner Freizeit? – Wat doe jij het liefst in je vrije tijd?

Probierst du gern neue Hobbys aus? – Probeer jij graag nieuwe hobby’s uit?


Typische zinnen over hobby’s en vrije tijd

Was sind deine Hobbys? – Wat zijn jouw hobby’s?

Ich habe nicht viel Zeit für Hobbys. – Ik heb niet veel tijd voor hobby’s.

Ich mache Yoga, um mich zu entspannen. – Ik doe yoga om te ontspannen.

Am Wochenende gehe ich oft wandern. – In het weekend ga ik vaak wandelen.

Musik ist mein Lieblingshobby. – Muziek is mijn favoriete hobby.



Grammatik


1. Het werkwoord "mögen" (leuk vinden)

Het werkwoord mögen is een modaal werkwoord dat je gebruikt om te zeggen dat je iets leuk of fijn vindt.

Vervoeging van "mögen":

ich mag – ik vind leuk

du magst – jij vindt leuk

er/sie/es mag – hij/zij/het vindt leuk

wir mögen – wij vinden leuk

ihr mögt – jullie vinden leuk

sie/Sie mögen – zij vinden leuk / u vindt leuk

Voorbeeldzinnen:

Ich mag Fußball. – Ik vind voetbal leuk.

Magst du Musik? – Vind jij muziek leuk?

Sie mag es, zu tanzen. – Zij vindt het leuk om te dansen.


2. Het werkwoord "möchten" (zou willen)

Het werkwoord möchten gebruik je om te zeggen wat je graag zou willen doen. Het is een beleefde vorm en ook een modaal werkwoord.

Vervoeging van "möchten":

ich möchte – ik zou willen

du möchtest – jij zou willen

er/sie/es möchte – hij/zij/het zou willen

wir möchten – wij zouden willen

ihr möchtet – jullie zouden willen

sie/Sie möchten – zij zouden willen / u zou willen

Voorbeeldzinnen:

Ich möchte ein neues Hobby ausprobieren. – Ik zou een nieuwe hobby willen uitproberen.

Möchtest du mit mir ins Kino gehen? – Wil jij met mij naar de bioscoop gaan?

Wir möchten morgen wandern gehen. – Wij willen morgen gaan wandelen.


3. Het wederkerend werkwoord "sich interessieren für" (zich interesseren voor)

Met sich interessieren für kun je zeggen waarin je geïnteresseerd bent. Het is een wederkerend werkwoord en wordt gevolgd door de vierde naamval (Akkusativ).

Vervoeging van "sich interessieren":

ich interessiere mich – ik interesseer me

du interessierst dich – jij interesseert je

er/sie/es interessiert sich – hij/zij/het interesseert zich

wir interessieren uns – wij interesseren ons

ihr interessiert euch – jullie interesseren je

sie/Sie interessieren sich – zij interesseren zich / u interesseert zich

Voorbeeldzinnen:

Ich interessiere mich für Sport. – Ik interesseer me voor sport.

Interessierst du dich für Kunst? – Interesseer jij je voor kunst?

Er interessiert sich für Musik und Filme. – Hij interesseert zich voor muziek en films.


4. Het gebruik van vraagwoorden over hobby’s

Bij het praten over hobby’s leer je hoe je vragen stelt. Hier zijn enkele veelgebruikte vraagwoorden:

Was? – Wat?

o Was sind deine Hobbys? – Wat zijn jouw hobby’s?

Wer? – Wie?

o Wer spielt Tennis mit dir? – Wie speelt tennis met jou?

Wo? – Waar?

o Wo gehst du wandern? – Waar ga jij wandelen?

Wann? – Wanneer?

o Wann hast du Zeit für dein Hobby? – Wanneer heb jij tijd voor jouw hobby?

Wie oft? – Hoe vaak?

o Wie oft spielst du Fußball? – Hoe vaak voetbal jij?


5. Woordvolgorde bij tijdsbepalingen

In het Duits is de plaats van tijdsbepalingen belangrijk. De algemene volgorde is:

Tijd + Werkwoord + Onderwerp + Rest van de zin

Voorbeeldzinnen:

Am Wochenende spiele ich Tennis. – In het weekend tennis ik.

Jeden Tag trainiere ich im Fitnessstudio. – Elke dag train ik in de sportschool.

Abends schaue ich Filme. – ’s Avonds kijk ik films.


6. Het werkwoord "spielen" (spelen)

Het werkwoord spielen is een regelmatig werkwoord dat je gebruikt om te praten over sport, spelletjes en muziek.

Vervoeging van "spielen":

ich spiele – ik speel

du spielst – jij speelt

er/sie/es spielt – hij/zij/het speelt

wir spielen – wij spelen

ihr spielt – jullie spelen

sie/Sie spielen – zij spelen / u speelt

Voorbeeldzinnen:

Ich spiele Fußball. – Ik speel voetbal.

Spielst du ein Instrument? – Speel jij een instrument?

Sie spielt Klavier. – Zij speelt piano.


7. Zinnen met "gern" (graag)

Het bijwoord gern gebruik je om te zeggen dat je iets graag doet. Het komt na het werkwoord in de zin.

Voorbeeldzinnen:

Ich lese gern Bücher. – Ik lees graag boeken.

Wir gehen gern ins Kino. – Wij gaan graag naar de bioscoop.

Spielst du gern Videospiele? – Speel jij graag videogames?


8. Modale werkwoorden: "können" (kunnen)

Met können kun je aangeven wat je kunt of wat mogelijk is. Het is een modaal werkwoord en wordt gevolgd door een werkwoord in de infinitief.

Vervoeging van "können":

ich kann – ik kan

du kannst – jij kunt

er/sie/es kann – hij/zij/het kan

wir können – wij kunnen

ihr könnt – jullie kunnen

sie/Sie können – zij kunnen / u kunt

Voorbeeldzinnen:

Ich kann gut zeichnen. – Ik kan goed tekenen.

Kannst du Gitarre spielen? – Kun jij gitaar spelen?

Wir können morgen zusammen Tennis spielen. – Wij kunnen morgen samen tennissen.


9. Toekomende tijd (Futur I)

Als je praat over hobbyplannen, kun je de toekomende tijd (Futur I) gebruiken.

Vorming van Futur I:

Gebruik het hulpwerkwoord werden + de infinitief van het hoofdwerkwoord.

Vervoeging van "werden":

ich werde – ik zal

du wirst – jij zult

er/sie/es wird – hij/zij/het zal

wir werden – wij zullen

ihr werdet – jullie zullen

sie/Sie werden – zij zullen / u zult

Voorbeeldzinnen:

Ich werde morgen einen Film schauen. – Ik zal morgen een film kijken.

Wirst du am Wochenende wandern gehen? – Ga jij in het weekend wandelen?

Wir werden im Sommer campen. – Wij zullen in de zomer gaan kamperen.


10. Frequentie aangeven met tijdsbepalingen

Bij het praten over hobby’s kun je woorden en zinnen gebruiken om de frequentie aan te geven.

Veelgebruikte woorden:

immer – altijd

oft – vaak

manchmal – soms

selten – zelden

nie – nooit

einmal pro Woche – één keer per week

zweimal im Monat – twee keer per maand

Voorbeeldzinnen:

Ich gehe oft ins Kino. – Ik ga vaak naar de bioscoop.

Er spielt jeden Tag Gitarre. – Hij speelt elke dag gitaar.

Wir machen selten Yoga. – Wij doen zelden yoga.



Kultur


1. Vrije tijd in Duitstalige landen: een overzicht

In Duitstalige landen zoals Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland wordt vrije tijd vaak gezien als een belangrijk moment voor ontspanning, sociale activiteiten en gezonde levensstijl. Vrije tijd is meestal goed georganiseerd en er wordt veel waarde gehecht aan het actief doorbrengen van die tijd.

Structuur: Veel Duitsers, Oostenrijkers en Zwitsers plannen hun vrije tijd bewust in. Ze vinden het belangrijk om een goede balans te hebben tussen werk, ontspanning en sociale activiteiten.

Gezondheid: Activiteiten die goed zijn voor de gezondheid, zoals sporten en wandelen, staan vaak centraal.

Gemeenschap: Vrije tijd wordt vaak doorgebracht met familie, vrienden of in clubs en verenigingen (Vereine).


2. Populaire hobby's in Duitstalige landen

a. Sport en beweging

Wandelen (Wandern):
Wandelen is een van de meest populaire vrijetijdsactiviteiten, vooral in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. De Alpen en natuurgebieden bieden veel mogelijkheden voor lange wandelingen. Wandelen is niet alleen een sport, maar ook een sociale activiteit voor vrienden en families.

o In Oostenrijk en Zwitserland wordt wandelen vaak gecombineerd met klimmen (Klettern).

Fietsen (Radfahren):
Fietsen is populair in Duitstalige landen, vooral in vlakke gebieden zoals Noord-Duitsland. Duitsland heeft een uitgebreid netwerk van fietspaden.

Wintersport:
Oostenrijk en Zwitserland staan wereldwijd bekend om hun wintersportmogelijkheden. Skiën (Ski fahren) en snowboarden zijn niet alleen voor toeristen, maar ook voor de lokale bevolking een belangrijke hobby.

Vergelijking met Nederland:
Hoewel wandelen en fietsen in Nederland ook populair zijn, is wintersport minder gebruikelijk omdat Nederland geen bergen heeft.


b. Creatieve hobby’s

Muziek maken (Musik machen):
Veel mensen in Duitstalige landen spelen een muziekinstrument. Muziekscholen (Musikschulen) zijn erg populair en kinderen leren vaak al op jonge leeftijd piano (Klavier), gitaar (Gitarre) of viool (Geige).

Schilderen en tekenen (Malen und Zeichnen):
Creatieve hobby’s zoals schilderen, tekenen en knutselen (Basteln) worden veel gedaan, vooral door mensen die van rust en concentratie houden.

Vergelijking met Nederland:
Muzieklessen en creatieve hobby's zijn ook in Nederland populair, maar muziekscholen zijn in Duitstalige landen vaak formeler georganiseerd en breder toegankelijk.


c. Sociale activiteiten

Vrienden ontmoeten (Freunde treffen):
Duitsers, Oostenrijkers en Zwitsers brengen veel tijd door met vrienden en familie. Populaire activiteiten zijn samen koken (kochen), barbecueën (grillen) en spelletjes spelen (Spiele spielen).

Verenigingen (Vereine):
Veel Duitsers zijn lid van een vereniging, zoals een sportclub, muziekvereniging of een hobbyclub. Verenigingen spelen een grote rol in het sociale leven en brengen mensen met dezelfde interesses samen.

Vergelijking met Nederland:
Nederlanders brengen ook graag tijd door met vrienden en familie, maar het fenomeen van verenigingen is in Duitstalige landen veel meer ingeburgerd.


d. Hobby’s in de natuur

Kamperen (Campen):
Kamperen is een populaire vrijetijdsbesteding, vooral in Duitsland en Oostenrijk. Veel mensen gaan in het weekend naar campings om in de natuur te ontspannen.

Vissen (Angeln):
In Duitstalige landen is vissen een populaire hobby, vooral in rivieren, meren en vijvers.

Tuinieren (Gärtnern):
Veel mensen besteden hun vrije tijd aan het onderhouden van hun tuin of een volkstuin (Schrebergarten). Een Schrebergarten is een typisch Duits fenomeen waarbij mensen een klein stuk grond huren om groenten te verbouwen of te ontspannen.

Vergelijking met Nederland:
Hoewel tuinieren ook in Nederland populair is, is het concept van volkstuinen zoals de Schrebergarten minder bekend.


3. Vrije tijd en technologie

a. Televisie en films

In Duitstalige landen kijken mensen graag naar televisie en films. Duitse series en films, maar ook internationale producties, zijn populair. Streamingdiensten zoals Netflix en Amazon Prime worden steeds meer gebruikt.

b. Videospellen (Videospiele)

Videospellen spelen is een populaire hobby, vooral onder jongeren. Veel Duitsers zijn fan van bekende games en besteden hun vrije tijd hieraan, vaak in combinatie met sociale interactie online.

c. Internetgebruik

Internet wordt vaak gebruikt om hobby’s te ondersteunen, bijvoorbeeld om nieuwe recepten te vinden, fotobewerkingsprogramma’s te gebruiken of om inspiratie op te doen voor creatieve projecten.


4. Cultuur en vrije tijd

a. Kunst en muziek

Duitsers, Oostenrijkers en Zwitsers hebben een rijke cultuurgeschiedenis en brengen hun vrije tijd graag door in musea (Museen), concertzalen en theaters. Klassieke muziek speelt een grote rol, met componisten zoals Beethoven, Bach en Mozart als nationale trots.

b. Festivals en evenementen

Vrije tijd wordt vaak besteed aan festivals en evenementen. Voorbeelden zijn:

o Oktoberfest in München: Het wereldberoemde bierfeest waar traditie en gezelligheid samenkomen.

o Filmfestivals: Zoals de Berlinale in Berlijn.

Vergelijking met Nederland:
Ook in Nederland zijn culturele evenementen en festivals belangrijk, maar de nadruk op klassieke muziek is in Duitstalige landen veel sterker.


5. Vrije tijd en structuur

a. Vrije tijd goed plannen

In Duitstalige landen wordt vrije tijd vaak bewust gepland. Mensen reserveren tijd in hun agenda om hobby’s uit te oefenen, vrienden te ontmoeten of uitstapjes te maken.

b. Discipline en regelmaat

Duitsers staan bekend om hun discipline, en dit geldt ook voor hoe ze omgaan met hun vrije tijd. Hobby’s zoals sport of muziek worden vaak serieus beoefend.

Vergelijking met Nederland:
Nederlanders plannen hun vrije tijd vaak minder strikt en gaan er meer ontspannen mee om.


6. Hoe kun je dit culturele aspect in de les behandelen?

Leesopdracht:

Lees een korte tekst over een typische hobby in Duitstalige landen:

Am Wochenende geht die Familie Müller oft wandern. Sie fahren in die Berge und machen dort einen langen Spaziergang.
Vragen:

"Wat doet de familie Müller in hun vrije tijd?"

"Wat zou jij leuk vinden om in de natuur te doen?"

Spreekoefening:

Vergelijk jouw hobby’s met die van Duitsers:

"Ik speel gitaar in mijn vrije tijd. Veel Duitsers spelen ook een muziekinstrument. Welke hobby heb jij?"

Schrijfoefening:

Schrijf een korte tekst over jouw favoriete hobby en vergelijk dit met een typische Duitse hobby. Bijvoorbeeld:

"Mijn hobby is voetbal. Veel Duitsers spelen ook voetbal, maar ze gaan ook vaak wandelen in de bergen. Dat lijkt mij ook leuk."